HET BEELD van twee identieke trigrammen: onder een Meer, boven ook een Meer. Een meer of een moeras, in ieder geval een stil water. Niet het turbulente water van een bergbeek, of het ziedende water in een ketel. Ook niet het razende water van de branding, of het striemende water van een herfstbui. Het oppervlak van dit water is perfect glad. Het laat zich voorlopig niet in het hart kijken, het spiegelt direct terug. Boosheid reflecteert terug als boosheid, een vraag als een volgende vraag, een grap als een nog betere, nieuwe grap.
In een meer komt het leven tot rust - zo lang als het duurt. Na de hectiek is het nu de tijd van bezinking. Het water verheldert, haar oppervlak benadert perfectie, en vormt een spiegel.
Dit is een vervolg op:
Voor de lange winteravonden drie korte verhalen over gezicht en spiegel.
wordt binnenkort vervolgd โฆ