HET BEELD van twee trigrammen: onder Hout, boven Water. Planten die water absorberen. Ook: planten water geven. Een plantengieter. Irrigatie.
Wat is beter? Een grote bak water boven uitgedroogde aarde uitstorten, of die grond besproeien, benevelen? Tuinieren is cultivatie, is geduld. Uiteindelijk cultiveert de tuinier - via de tuin en het tuinieren - zichzelf.
De gezondheid van een land is een afspiegeling van de gezondheid van haar bevolking. De gezondheid van de mensen volgt op zijn beurt de vitaliteit van het voedsel - en daarmee van de grond, van de aarde. Als de aarde is verarmd en uitgeput - lees hoofdstuk 47. Uitputting - dan is regeneratie geboden. Regeneratie in het groot - maar vooral en allereerst in het klein. De tuinen van toekomst bestaan natuurlijk al lang, maar zijn daarom niet minder inspirerend en visionair.
Het onderstaande essay werd eerder gepubliceerd in See All This 30 in de zomer van 2023.
TUINEN VAN DE TOEKOMST
De nieuwsgierigheid van de mens is altijd onbegrensd geweest. Het dreef hem er keer op keer toe de vertrouwde en geordende omgeving te verlaten en de wildernis te betreden. De terra incognita had de belofte van nieuwe en betere levensomstandigheden. Die was blijkbaar sterker dan de diepe angst voor het onbekende of het wilde.
In deze tijd begeven we ons in de natuur door een duinwandeling te maken, met de hond het bos in te lopen, of in de vakantie de bergen in te trekken. Verdwalen, een onmisbaar ingrediënt van wildernis, is echter nauwelijks mogelijk. Echt verdwalen is niet meer weten waar je bent, niet meer weten wat te doen. Is overgave aan wat gaat komen, is gevaar, en een uitkomst die ongewis is. Onze huidige natuur-uitstapjes hebben we veilig en voorspelbaar gemaakt door middel van paden, wegwijzers en mobiele navigatie. Op een kaart van het huidige Nederland is de rode kleur van bebouwing dominant aanwezig. Overal zijn stenen gebouwen, wegen en straten, buizen en kabels, hekken en bordjes. De echte wildernis lijkt verdwenen.
Om me voor te stellen wat er ooit was, blader ik door de Atlas van Nederland in het Holoceen. Er zijn kaarten te zien van een zo goed als onbetreden land, vanaf 9000 voor de jaartelling tot meer recente historische periodes. Ongetemde rivieren, een genadeloze zee, malariamoerassen, venen en dichte wouden. Behalve op de meest recente kaarten van de atlas, is de mens niet of nauwelijks aanwezig en natuurlijke processen van aanwas en teloorgang gaan er hun eigen gang.
Doordat de mens zijn land cultiveerde, tot aan het meest afgelegen hoekje, domesticeerde hij zichzelf. De wilde natuur daarbuiten werd betegeld en de wilde innerlijke natuur werd teruggedrongen en steekt van tijd tot tijd de kop op in een droom, in seks, of in een voetbalstadion. Emma Marris opent haar boek Rambunctious Garden met rake woorden.
‘We hebben de afgelopen driehonderd jaar veel natuur verloren – in beide betekenissen van het woord. We hebben de natuur verloren in de zin dat veel natuur is vernietigd: waar een boom stond, staat nu een huis; waar een beek was, ligt nu een pijp en een parkeerplaats; waar passagiersduiven en stellerzeekoeien waren, liggen nu huiden en botten in slecht verlichte museumzalen. Maar we zijn de natuur ook op een andere manier kwijtgeraakt. We hebben haar misplaatst. We hebben de natuur voor onszelf verborgen.’
Bescherming van wat zeldzaam en teer is, door hekken en bordjes en wetten, is natuurlijk noodzakelijk, maar een natuurreservaat wordt op deze manier net zo onaanraakbaar als museumstukken in een vitrine. De afscherming van wilde natuur ontneemt ons onze innerlijke wildheid.
Sinds we een huis kochten in Amsterdam-IJburg hebben we de bescheiden voortuin annex parkeerplaats aan zichzelf overgelaten. De vorige eigenaar had een aantal bloeiende planten, een rozenstruik en een heester laten staan. Na vijf jaar verwildering is de oorspronkelijke nieuwbouwwijk-ordening overgroeid en verdwenen. We hebben niet bijgehouden hoeveel plantensoorten zijn aan komen waaien, of hun zaden door vogels ernaartoe hebben laten transporteren. Het zijn er in ieder geval verbazingwekkend veel. In de zon van het vroege voorjaar is het een komen en gaan van bijen, wespen en hommels. Zittend op je knieën ontdek je een miniatuurjungle.
Deze diversiteit steekt schril af tegen de voortuin van de buurman, die slechts uit twee elementen bestaat: tegels en een ligusterhaag. Het geheel oogt overzichtelijk en is zogezegd onderhoudsvrij, en er is alle ruimte voor het parkeren van de auto en fiets. De aanblik van de twee aangrenzende tuinen lijkt op de ontmoeting, op mini-schaal, van twee van elkaar vervreemde wereldbeelden.
Toen we een aantal jaar geleden het huis betrokken, was het meeste blad van de ligusterhaag die de twee tuinen scheidde, aangevreten door snuitkevers. Een nogal armoedig gezicht. Ik begreep dat deze kevers zich in de hele buurt te goed deden aan tuingroen. De bestrijding van deze plaag van onze buurman bestond eruit om met vaste regelmaat met een schaar de aangedane bladeren weg te knippen. De bladeren deed hij in een plastic zak die de afvalcontainer inging. Onze aanpak was veel minder actief. Door de tuin aan zichzelf over te laten, groeide jaar na jaar de verscheidenheid aan planten, en daarmee insecten. Het werd geleidelijk een mini-oase voor vogels (en katten). Een grotere biodiversiteit, zelfs op deze kleine schaal, brengt een grotere collectieve weerstand en herstelvermogen met zich mee.
Dit jaar staat de ligusterhaag er weer pico bello bij; van de snuitkevers en afgekloven bladeren geen spoor meer. Ik neem aan dat de buurman hun verdwijnen als de triomf ziet van zijn niet aflatende knipijver. Ik daarentegen zie de verwildering aan onze zijde van de haag als een deel van de oplossing. Toch kan ik er nauwelijks trots aan ontleden, want het kostte geen arbeid of slimmigheid: ik was slechts waarnemer.
Het belangrijkste gereedschap om een tuin op te zetten is de moed om niets te doen. De rechtgeaarde tuinman of tuinvrouw heeft maar al te vaak de sterke impuls om op een nieuw stuk grond direct verwoed aan de slag te gaan. Plan maken, spitten, afpalen, ordenen, selecteren en wieden. Een maakbare tuin die geschapen is naar het evenbeeld van de ijverige tuinier. Niet dat hard werken en genieten van hard werken uit den boze is. Maar dat werken komt later. Eerst is het tijd om goed te kijken, goed te observeren, met alle zintuigen. Een speciale techniek of voorkennis is daarbij niet nodig. De eerste en enige echte vereiste is niet gelijk in de actie te komen en onrust te voeden, maar kennis te maken met de aarde, wat daarin leeft en groeit.
De oorspronkelijke bewoners van de tuin dragen het label onkruid. Ze zijn meestal geen onderdeel van de planning van de tuinier en dienen te worden verwijderd. Irritant genoeg weten ze van geen wijken en duiken ze steeds weer op. In Weeds schrijft Richard Mabey:
‘Planten worden onkruid als ze onze plannen of onze overzichtelijke kaarten van de wereld in de weg staan. Als je zulke plannen of kaarten niet hebt, kunnen ze verschijnen als onschuldigen, zonder stigma of schuld ... De bekendste en eenvoudigste definitie is dat onkruid een plant op de verkeerde plaats is, dat wil zeggen, een plant die groeit waar je liever hebt dat er andere planten groeien, of soms helemaal geen planten.’
Door plannen en rusteloze arbeid voor een moment naast je neer te leggen, wordt onkruid bevrijd van het stigma ‘ongewenst’. Het onkruid, de pionierplanten die het oppervlak van de tuin willen bedekken en de grond bijeen willen houden, vertellen over de staat van de grond. Ze zijn indicatoren van haar geschiedenis, van haar recente gebruik, van verstoringen, overbemesting en de kwaliteit van het bodemleven. De pauzerende tuinier is attent op het onkruid. Waarom groeit die ene soort wel hier en niet daar? Wat betekent de aanwezigheid van een andere soort voor de conditie van de grond? En welk verhaal wordt verteld door de opeenvolging van het ene onkruid door andere soorten? Door onkruid niet alleen maar te zien als ongewenste gasten, groeit het begrip van wat nodig is en wat onnodig. Wat te wieden en wat te laten staan. De complexiteit van de samenhang binnen zelfs de kleinste tuin is enorm en wie kan die bevatten? Begrip van de natuurlijke processen en samenhang komt met directe observatie, in stukjes en beetjes. In plaats van dat tuinier de tuin maakt, krijgen de tuin en haar bewoners de leidende rol.
Observatie beperkt zich niet tot wat er op de aarde groeit, maar richt zich ook wat in de aarde leeft. Een gedeelte van het jaar woon ik met mijn gezin in een houten buitenhuis, in een bos langs de Overijsselse Vecht. Vanaf de rivieroever is het land licht glooiend, een overblijfsel van door de eeuwen meegevoerd zand. De meeste eikenbomen rond het huis zijn relatief jong, rond de 75 jaar oud. Bomen en de onderbegroeiing bieden onderdak aan een grote diversiteit aan levende wezens. Een paar jaar geleden telden we op een lenteochtend binnen een uur niet minder dan dertig soorten vogels. Niet gek voor zo’n relatief jong bos.
Dit bos is een overblijfsel van de eiken-hakhoutcultuur. Gedurende eeuwen werden in regelmatig stammen geveld. Voor bouwhout, voor paaltjes en stelen, als brandstof voor kachel en oven. Maar de meest gebruikte toepassing van het hakhout lag in de looistof uit de eikenbast, gebruikt in de looierij. De stammen werden een stuk boven de grond gekapt, en uit de overgebleven stobben groeiden als vanzelf de nieuwe takken. De bosgrond en de gemeenschappelijke wortelstructuur zelf bleef onaangeroerd. Een bezoekende ecoloog van het Landschap Overijssel schatte de ouderdom ervan op 600 jaar. Al die eeuwen bleef de bodem vrij van spade en ploeg. Het communale wortelgestel, de dikke humuslaag en een uiterst divers bodemleven konden intact blijven.
Het bodemleven is een ecosysteem op zichzelf, een donkere ondergrondse wereld met een eindeloos aantal grotere, kleinere en minuscule wezens. Naast de onvolprezen mol en de onmisbare aardworm vind je er mijten, nematoden, springstaartjes, spinnetjes, duizendpoten, de meest uiteenlopende stammen van bacteriën en protozoa. En tussen de ontelbare plantenwortels en haarworteltjes bevindt zich een ragfijn weefsel van zwamdraden.
De zwemdraden zijn de haarwortels van de boom ingegroeid. Het mycelium van de schimmel (myco) en de wortel (rhiza) vormen een wonderbaarlijke symbiose: mycorrhyza. De schimmel voert vocht en voeding voor de boom aan en ontvangt in ruil daarvoor suikers. De toch al enorme reikwijdte van het wortelgestel van de bomen, wordt hiermee enorm vergroot. Ook verbindt het mycelium van deze schimmels bomen onderling. Dit voor het blote oog nauwelijks zichtbare netwerk wordt ook wel het ‘wood wide web’ genoemd. De conventionele scheidslijnen die we onbewust aanbrengen tussen verschillende organismes, en die bepalend zijn binnen ons wereldbeeld, worden hierdoor heel relatief.
Maar niet alleen bomen in het bos, de meeste planten, ook tuinplanten, leven in symbiose met schimmels. In een tuin waar de grond niet jaarlijks wordt omgezet en verstoord, blijft het complex van schimmelculturen intact. In die zin zijn bos en tuin niet wezenlijk verschillend. In een bostuin en in een voedselbos, een tuin geïnspireerd op de hechte verbanden binnen een gezonde bosgemeenschap, blijft de bodem in alle seizoenen bedekt. Er groeien niet alleen eenjarige planten, die na de oogst een kale bodem overlaten – zeker als in de loop van het groeiseizoen al het onkruid is gewied maar vooral ook meerderjarige planten, die de aarde continu bewortelen en bedekken. Kleine planten, struiken en bomen vullen elkaar aan, en het strikte onderscheid tussen ‘kruid en onkruid’ wordt vervaagd. Doordat er niet gespit en geploegd wordt, verbetert de bodemstructuur en is er alle gelegenheid voor een rijk bodemleven.
Dit type tuin is een paradijs voor verschillende soorten aardwormen. Een paar honderd exemplaren per vierkante meter is geen uitzondering. Charles Darwins laatste publicatie handelt over de aardworm. Hij schreef:
‘Het valt te betwijfelen of er veel andere dieren zijn die zo’n belangrijke rol hebben gespeeld in de wereldgeschiedenis.’ Aristoteles beschouwde aardwormen ‘de darmen van de aarde’.
Hoe mooi is het om een tuin te hebben waar de bodemvruchtbaarheid in de loop der jaren herstelt en waar het bodemleven steeds rijker wordt.
Een tuinier die de moed heeft om af en toe uit de actiemodus te stappen en te observeren, laat wellicht een gedeelte van de tuin verwilderen. De tegenstelling tussen het verwilderde en het geplande gedeelte van de tuin is op zijn minst interessant. De kern van ‘rewilding’ is het vertrouwen scheppen in natuurlijke processen en deze waar te nemen. De schaal ervan is niet essentieel. Een organisatie als Rewilding Europe laat zien dat een terugkeer van wildernis in grote gebieden mogelijk is door de juiste voorwaardes te scheppen. Hele ecosystemen herstellen zich, inclusief de terugkeer van oorspronkelijke flora en fauna. Maar de dynamiek van levende wilde natuur laat zich ook zien in een hoekje van de tuin of bakken op het balkon. Afgelopen jaar schreef de NRC over De Wilde Tuin. In samenwerking met de Universiteit van Tilburg werden lezers uitgenodigd om één vierkante meter van hun tuin te laten verwilderen en het proces te monitoren. De oproep resulteerde in 8500 deelnemers, waarvan velen verslag deden van hun waarnemingen. Het zijn getuigenissen van verwondering en ontdekking, frustratie en inzicht.
Komend uit een wereld van het gemillimeterde gazon, de coniferenhaag, betontegel-tuinen en tuinen waar alle wildheid en leven uit is verbannen, zal de tuin van de toekomst een enorme diversiteit kennen. Overal om ons heen kunnen we hiervoor inspiratie opdoen. Zie het prachtige voorbeeld van rewilding van een weiland in Friesland door natuurfotograaf en filmmaker Ruurd Jelle van de Leij. En ontdek het dertig jaar oude voedselbos van Martin Crawford in Devon, Engeland (zie hieronder). Of luister naar Michael Pollans TEDtalk waarin hij de werkelijkheid omschrijft van de tuinier die de beslissing maakt over de selectie en veredeling, maar waarin de plant hem hiertoe verleidt en de feitelijke initiator is.
Laat je door Alexandra Daisy Ginsberg meenemen en bezie de tuin vanuit het perspectief van de bestuivers. En wat denk je van de Los Angeles-tuin van ‘guerilla gardener’ Ron Finley. Zie de website van Polyface Farms van William Sallatin in Virginia een overtuigend voorbeeld van regeneratieve tuinbouw. Of het Bodemzicht-project vlakbij Nijmegen. Bekijk zeker ook de inspirerende documentaire Onder het Maaiveld over het herstel van het bodemleven. Of bezoek the expostie Garden Futures: Designing with Nature in het Vitra Design Museum in Weil am Rhein, en maak daar kennis met de tuin vol verhalen en geschiedenis van Jamaica Kincaid. De tuin van de toekomst en de tuinier van de toekomst zullen elkaar spiegelen in ordening - en in wildheid.