HET BEELD van het hexagram: een grote, geopende mond. Boventanden in bovenkaak, ondertanden in onderkaak. Daar tussenin de open mondholte, en misschien kun je in de diepte de huig en de donkere schacht van de slokdarm zien? De verlengde betekenis van kaken: voeding, eten.
Beneden is de Donder, het ultiem bewegelijke. Boven is de Berg, het archetypische beeld van niet-bewegen.
Een kaak heeft twee helften: de ene helft beweegt, terwijl de ander op zijn plaats blijft. Sinds Victoriaanse tijden worden we geacht de kaak volgens specifieke etiquette te gebruiken. De bovenkaak - en daarmee de hele schedel, waarmee hij verbonden is - acteert als een onbewegelijke Berg. Ook de nek en de rest van de wervelkolom geeft niet mee tijdens het openen en sluiten van kaak en mond. Het lichaam is Victoriaans rechtop en stijf. Onbewegelijk. De lippen wijken slechts om een hapje binnen te laten, maar blijven voor de rest netjes op elkaar. In het gecultiveerde eten staat de onderkaak er alleen voor en zo blijft er weinig over van Bourgondisch schansgenot.
Een krokodil heeft niets op met vernoemde kaak etiquette. Zijn kaken zijn in hun beweging en hun emotie één met zijn achterliggende wervelkolom en machtige staart. Eten is een zaak van het hele lichaam, zeker niet van een geïsoleerd malende onderkaak. De onderkaak van de krokodil verbeeldt de Berg, zijn bovenkaak en wervelkolom de Donder. Een omgekeerde verhouding vergeleken bij die van ons. Doe hem dat maar eens na bij het avondeten vandaag. Kaak en staart als een bliksemschicht.
De etiquette verbiedt evenzeer alle mogelijke eet geluiden, zoals je kunt zien in de spaghetti scène uit de Japanse film Tampopo.
Een mossel hééft geen mond en kaak, hij is het. Hij ontbeert romp, armen en benen, maar heeft wel zachte lippen, een gehemelte, maag en darm, en een poepgaatje. Alles zacht en kwetsbaar. De harde kalken schelpen zijn beschermend pantser en kaak tegelijk. Een kaak die resoluut sluit en gesloten blijft bij het naderen van rovers. Een die zich opent om lekkere hapjes naar binnen te laten drijven. Een ultiem luilekkerland?
Een dubbele schelp en de dierlijke kaak zijn twee verschillende dingen. Ze hebben naar ik weet geen direct evolutionair verband. Toch hebben vorm en functie van de scharnierende mosselschelp en de kaken van vis, viervoeter en vogel een handvol gelijkenissen.
Als een oester al een kaak heeft, wie zal zeggen wat de onderkaak en wat de bovenkaak is? De kenmerken van Donder en Berg zijn nu terug te vinden in het opengaan, dan wel het dichtklappen van de twee schelphelften.
En wat voor eten geldt, gaat evenzeer op voor de stroom in omgekeerde richting: spraak. Eenmaal gesloten duurt het een hele tijd voor het schelpdier de kust veilig weet en zich weer opent.
Kaken en tanden beheren de grens tussen de buitenwereld en het innerlijk. Je bijt met je tanden een stuk van een sappige appel af. Een klein, lekker stukje van die buitenwereld. Je kauwt erop, slikt het door - en na een paar uur verdwijnt de notie ‘appel’ en is het omgetoverd als jouw bloed. Een ultiem houden van - de hoogste graad van vereenzelviging - open de kaak, bijt, kauw, slik en daarbuiten wordt daarbinnen.
Maar als die buitenwereld vies is, als hij stinkt, bedorven en beschimmeld is, houd dan je kiezen op elkaar. Laat de vunzigheid niet binnen komen. Laat ter afschrikking je tanden zien. Je kaak als een middeleeuwse poort met valhek, geen entree!!
Het verst spreiden de kaken zich bij een gaap, van alle reflexen het minst onderzocht en begrepen. Een gaap uit verveling is geen atleten-gaap voorafgaande aan een wedstrijd. Wat heeft een gapende wond gemeen met een drogisterij gaper? Is het gaap- of geeuwhonger? Wat we wel weten is dat gapen en geeuwen uiterst aanstekelijk zijn. En niet alleen tussen soortgenoten. Mensen gapen, honden en katten, onze Amazone papegaai geeuwt, nijlpaarden en schildpadden, en ze steken elkaar allemaal aan. Het is niet bekend of een gapende oester soortgenoten laat geeuwen.